Nederlands

 
houten snijplank met vleesmes
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·mes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesmes vleesmessen
verkleinwoord vleesmesje vleesmesjes

Zelfstandig naamwoord

het vleesmeso

  1. (kookkunst) groot zwaar mes met breed lemmet om vlees mee te snijden, soms ook als wapen gebruikt
    • Het tweetal drong gistermiddag een cafe binnen en bedreigde twee cafebezoekers met een hakbijl en een vleesmes en eiste geld. Toen de bezoekers weigerden hakten de twee met bijl en mes op hen in. De slachtoffers zijn met ernstige verwondingen in het ziekenhuis opgenomen. Een getuige verklaarde dat het tweetal al jaren op een dergelijke manier mensen heeft beroofd.[1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 1 mei 1991
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be