• skran·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie 71769
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skranke     skranken     skranker     skrankene  
genitief   skrankes     skrankens     skrankers     skrankenes  

skranke, m

  1. loket
  2. balie, bar, barrière, counter, desk, slagboom, toonbank
  3. (sport) brug


  • skran·ke
  • Afkomstig uit het Nederduits
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   skranke     skranken     skrankar     skrankane  

skranke, m

  1. loket
  2. balie, bar, barrière, counter, desk, slagboom, toonbank
  3. (sport) brug