• sjor·ren
  • herkomst onzeker, in de betekenis van ‘trekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1671 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sjorren
sjorde
gesjord
zwak -d volledig

sjorren

  1. overgankelijk (transport) met touw stevig vastzetten, zodat deze niet kan overgaan bij transport
  2. overgankelijk slepen, met moeite trekken
  3. overgankelijk (scouting) in elkaar zetten van bouwwerken met touw of palen
  4. inergatief (informeel) (seksualiteit) zich aftrekken
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]