sjorren
- sjor·ren
- herkomst onzeker, in de betekenis van ‘trekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1671 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sjorren |
sjorde |
gesjord |
zwak -d | volledig |
sjorren
- overgankelijk (transport) met touw stevig vastzetten, zodat deze niet kan overgaan bij transport
- overgankelijk slepen, met moeite trekken
- overgankelijk (scouting) in elkaar zetten van bouwwerken met touw of palen
- inergatief (informeel) (seksualiteit) zich aftrekken
1. iets met touw stevig vastzetten, zodat deze niet kan overgaan bij transport
- Het woord sjorren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sjorren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ sjorren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "sjorren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be