silicone
- si·li·co·ne
- waarschijnlijk van Engels silicone, in de betekenis van ‘synthetisch silicium bevattende stof’ voor het eerst aangetroffen in 1949 [1][2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | silicone | siliconen |
verkleinwoord |
het silicone o
- (scheikunde), (materiaalkunde) rubberachtige kunststof bestaand uit een organische siliciumverbinding
- De meervoudsvorm "siliconen" wordt vaak gebruikt in dezelfde betekenis en is dan voor wat betreft de betekenis geen echt meervoud van "silicone". [6]
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
silicone
- gemaakt uit silicone
- ▸ Volgens de uitleg zorgt een silicone ring aan de rand van de houder voor een luchtdichte afsluiting rond de zuignap.[7]
- Het woord silicone staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "silicone" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ silicone op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "silicone" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Wat zijn silicone” (22 december 2021) op tralert.com
- ↑ Weblink bron Wouter Klootwijk“Gebakken gebouw” (7 december 2007) op nrc.nl
- ↑ 6,0 6,1 Weblink bron “Siliconenbakvorm / silicone bakvorm / siliconen bakvorm” op taaladvies.net
- ↑ Weblink bron Hans Moll“in de marge” (20 april 2007) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be