1. Doorsnede van een shrapnel uit de Eerste Wereldoorlog.
  • shrap·nel
enkelvoud meervoud
naamwoord shrapnel shrapnels
verkleinwoord - -

de shrapnelm

  1. (militair) langwerpig projectiel dat is gevuld met springstof en kogeltjes of schroot, bedoeld om zoveel mogelijk slachtoffers te maken wanneer het in de buurt van mensen ontploft
    • Daar kwam weer een shrapnel aansuizen. [3]
  2. stukjes metaal die door een explosie rondvliegen
    • Anderhalve kilometer van de detonatie vandaan verpulverde de schokgolf gebouwen met minder dan tien verdiepingen, en stukken steen, hout, metaal en glas vlogen in een dodelijke orkaan van shrapnel verder. [4]
19 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[5]


  • eponiem: Genoemd naar de Engelse officier H. Shrapnel   die ter vergroting van de dodelijkheid een projectiel vulde met loden kogeltjes
enkelvoud meervoud
shrapnel -

shrapnel

  1. (militair) schroot, granaatscherven