schroot
- schroot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schroot | schroten |
verkleinwoord | schrootje | schrootjes |
schroot
- m dunne plint gezaagd hout
- o metaalafval in stukjes en snippers
- snippers van enige stof
- Voor het maken van de gehaktballen gebruikten de vegetariërs sojaschroot
- schrootblad, schrootboom, schroothamer, schroothandel, schroothandelaar, schroothoop, schrootpremie, schrootverwerker
vervoeging van |
---|
schroten |
schroot
- Het woord schroot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schroot" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schroot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schroot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ schroot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be