• schimp·woord
enkelvoud meervoud
naamwoord schimpwoord schimpwoorden
verkleinwoord

het schimpwoordo

  1. woord dat dient om het benoemde te beschadigen, te ridiculiseren of uit te schelden
    • Die mediakritiek is inmiddels een instrument van politieke mobilisatie. In Duitsland is het schimpwoord Lügenpresse weer in zwang. Gekaufte Journalisten van Udo Ulfkotte werd een bestseller. In diens kielzog stoomde onlangs Arnold Karskens de Nederlandse boekhandel in met Journalist te koop, een interviewbundel waarin overwegend columnisten hun beklag doen. Ebru Umar is van de partij. Pregnant citaat: de Nederlandse journalistiek is een „grote hoer geworden”, aldus Groene Amsterdammer-hoofdredacteur Xandra Schutte. Die daarmee niet de vermeende linksigheid van de media bedoelt, maar juist hun bleke, apolitieke popularisering. [2] 
    • Met het schimpwoord vee van Laban of tuig van Laban bedoelt men een troep deugnieten. Volgens Laurillard, 12 kan de uitdr. op deze wijze verklaard worden ‘dat men deugnieten of lieden van een gemeen karakter heeft willen voorstellen als van Labans geslacht, - immers, Laban staat in de Bijbelsche historie in een zeer ongunstig licht1) - en dat men, om de spreekwijze nog wat harder en scherper te maken, in plaats van een geslacht van Laban, is gaan zeggen: vee van Laban of tuig van Laban’. [3] 
73 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]