Nederlands

 
huis met schilddak
Uitspraak
Woordafbreking
  • schild·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schilddak schilddaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het schilddako

  1. (bouwkunde) een daktype dat wordt gevormd door twee driehoekige schilden of dakvlakken aan de korte kant en twee trapeziumvormige schilden aan de lange kant van het gebouw
     Posthumus Meyjes ontwierp recht tegenover een van de hoofdingangen van het park een ten opzichte van de rooilijn terugliggend, vrijstaand pand met een souterrain en drie verdiepingen en een houten kapverdieping onder een schilddak.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Stadsgezichten: Stayokay Vondelpark” (17 februari 2010), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be