• schijn·dood
enkelvoud meervoud
naamwoord schijndood -
verkleinwoord - -

de schijndoodv / m

  1. toestand waarin het leven gestopt lijkt, terwijl het naderhand toch wordt hervat
stellend
onverbogen schijndood
verbogen schijndode
partitief schijndoods

schijndood

  1. overleden lijkend
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]