schepping
- schep·ping
- Naamwoord van handeling van scheppen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schepping | scheppingen |
verkleinwoord | (scheppinkje) | (scheppinkjes) |
de schepping v
- iets nieuws dat uit het niets gemaakt is
- (religie) het heelal zoals dat door God uit het niets gemaakt is
- ▸ Alsof hij zich verantwoordelijk voelde voor de hele schepping, verontschuldigde hij zich voor de argwaan in de moderne wereld, die hem ertoe verplichtte bepaalde formaliteiten in acht te nemen, maar hij verzekerde mij dat we daar later nog een geschikt moment voor konden vinden, wanneer ik zou zijn uitgerust van mijn verplaatsing.[1]
1. iets nieuws dat uit het niets gemaakt is
- Het woord schepping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schepping" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be