schellak
- schel·lak
- In de betekenis van ‘gomlak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1766 [1]
- samenstelling van schel zn "schil" en lak zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schellak | schellakken |
verkleinwoord | - | - |
- harsachtige massa die uitgezweet wordt door de lakschildluis (Coccus lacca of Laccifer lacca )
- Schellak werd onder meer gebruikt voor het vervaardigen van lakzegels, als afdichtingsmiddel in de houtbewerking en voedingsnijverheid, bij het maken van hoeden en watervaste inkten en als elektrische isolatie voor koperdraad van transformatoren en smoorspoelen. Het wordt nog steeds gebruikt als basis voor de waslaag die op citroenen gespoten wordt en in de farmaceutische industrie. Tot circa 1959 werden hiervan 78 toeren-grammofoonplaten geperst
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord schellak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "schellak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schellak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).