• schelf
  • In de betekenis van ‘hoop hooi e.d.’ voor het eerst aangetroffen in 1377 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord schelf schelven
verkleinwoord schelfje schelfjes

de schelfv / m [5] [6] [7]

  1. (landbouw) opgestapelde hoop (hooi, stro, vlas...)
  2. overdrachtelijk, het gebouw of de zolder waar het hooi, stro of vlas werd bewaard
54 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[8]