schelf
- schelf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schelf | schelven |
verkleinwoord | schelfje | schelfjes |
- (landbouw) opgestapelde hoop (hooi, stro, vlas...)
- overdrachtelijk, het gebouw of de zolder waar het hooi, stro of vlas werd bewaard
- Het woord schelf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schelf" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "schelf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schelf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ schelf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be