Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheeps·kok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepskok scheepskoks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scheepskokm

  1. (beroep) iemand die de maaltijden op een schip verzorgt
     Joop Cornelissen werkte 41 jaar bij de marine, vooral als scheepskok. Hij heeft nog voor prins Bernhard gekookt toen die een bezoek bracht aan zijn schip. "Rijsttafel. Hij heeft twee keer opgeschept, hoorde ik achteraf", zegt Cornelissen. Na 41 dienstjaren bleek Cornelissen een half jaar geen recht op AOW te hebben.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Na 41 jaar bij de marine maandenlang nauwelijks pensioen” (26-10-2016), NOS