schadeloosstelling

  • scha·de·loos·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord schadeloosstelling schadeloosstellingen
verkleinwoord

de schadeloosstellingv

  1. datgene waarmee men probeert een aangerichte schade te herstellen of te vergoeden
    • In een paar korte alinea’s wordt uitgelegd dat de partij niets minder wil - wou - dan de ‘vernietiging van het kapitalistische staatsapparaat’, gevolgd door de oprichting van een ‘socialistische staat die steunt op de werkende massa’s’. De ‘productiemiddelen van de grote kapitalisten’, moesten onteigend worden zonder schadeloosstelling. De federale politie werd gezien als ‘privémilitie van het patronaat’. [2] 
    • De overheid wil dat Armstrong het geld terugbetaalt dat hij ontving van zijn toenmalige ploeg US Postal, een met belastinggeld gefinancierd bedrijf. Het betreft een schadeloosstelling ter hoogte van 100 miljoen dollar, omgerekend bijna 95 miljoen euro. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 21 OKTOBER 2017
  3. Tubantia 24-februari-2017