• schab·ber·nak
enkelvoud meervoud
naamwoord schabbernak schabbernakken
verkleinwoord

de schabbernakm

  1. (kleding) rare of onverzorgde kleding
     In zijn bloot schabbernak moest de Witte langs hen voorbij.[3]
  2. (persoon) iemand die er onverzorgd uitziet of onbetrouwbaar is
     Gij schabbernak,
    Zei Mie Schavak,
    Gij ezelsoor, gij bullebak!
    [4]
  3. (persoon) iemand die zich ondeugend gedraagt
  4. (bouwkunde) bouwvallige verblijfplaats
  • [1] bij de schabbernak pakken, grijpen, vatten
32 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. schabbernak op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron “De Witte.” (1928), Maatschappij voor Goede en Goedkoope Lectuur/Standaard-Boekhandel, Amsterdam/Brussel, p. 162
  4.   Weblink bron
    Andreas de Weerdt
    “Verzameling van liedjes, Deel 8 : Spotnoeming van de venten” (1873), H. Scheefhals, Antwerpen, p. 84
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be