Nederlands

 
1. Een saladebord met een versierde rand.
Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·la·de·bord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord saladebord saladeborden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het saladebordo

  1. (huishouden) (formeel) schotel waarop een koude groente met eventueel een dressing wordt opgediend
     De Chapati lag in een ovenschaal en de salade op het saladebord.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Varghese V Devasia
    “De Celibatair” (2023), Ukiyoto Publishing, Toronto, ISBN 9789358464092, p. 20