Nederlands

 
Een slaatje opgediend in een saladeschaal van aardewerk.
Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·la·de·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord saladeschaal saladeschalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de saladeschaalv / m

  1. (kookkunst) grote schotel bestemd voor het opdienen van gerechten die bereid zijn uit onverwarmde groente
     Hij opent de deur van zijn koelkastje, haalt het folie van de saladeschaal af en dient op met Libanees brood. Mfaraket koosa. Puree van courgette, bereid met munt.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Sheila Kamerman & Ingmar Vriesema
    “Koken voor asielzoekers blijft lastig” (15 maart 2016) op nrc.nl