sacristie
- sa·cris·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kerkvertrek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sacristie | sacristieën |
verkleinwoord | sacristietje | sacristietjes |
de sacristie v
- een ruimte in een rooms-katholieke kerk, waarin men alles bewaart dat nodig kan zijn om een kerkdienst te houden
- In de sacristie van een kerk worden de liturgische kleding, het vaatwerk en de boeken voor de vieringen bewaard.[2]
1. een ruimte in een rooms-katholieke kerk, waarin men alles bewaart dat nodig kan zijn om een kerkdienst te houden.
- Het woord sacristie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sacristie" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "sacristie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Sacristie, friezenkerk.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be