• sa·che·rij·nig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sacherijnig sacherijniger sacherijnigst
verbogen sacherijnige sacherijnigere sacherijnigste
partitief sacherijnigs sacherijnigers -

sacherijnig

  1. (informeel) somber en geërgerd
    • Haar vader riep "Kijk toch niet zo sacherijnig!" toen hij zag hoe ze in een hoekje met een ontevreden blik zat te chagrijnen. 
44 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be