sacherijn
- sa·che·rijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sacherijn | sacherijnen |
verkleinwoord | sacherijntje | sacherijntjes |
de sacherijn m
- ontevreden stemming
- ▸ Na dagen van sacherijn en cynisme lijkt er voor Oranje zowaar een zonnetje door te breken boven Rio.[2]
- ontevreden persoon
- ▸ Ik schrik, word dan pissig en roep op mijn hardst: 'Jemig, sacherijn.'[3]
- [1] humeurigheid, verdriet
- [2] chagrijn, kniezer, kniesoor
- Het woord sacherijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sacherijn" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ sacherijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Nacht 7: Oranje krijgt blosjes op de wangen” (13-08-2016), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Ik zal me nu wel enorm laten kennen, maar ik lag wakker van een tweet” (11 april 2015), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be