Ruimteveer
  • ruim·te·veer
  • In de betekenis van ‘raketvliegtuig voor buitenaards verkeer’ voor het eerst aangetroffen in 1982 [1]
  • samenstelling van  ruimte  en  veer  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ruimteveer ruimteveren
verkleinwoord ruimteveertje ruimteveertjes

het ruimteveero

  1. (ruimtevaart) een herbruikbaar ruimtevaartuig dat wordt ingezet voor de bevoorrading van een ruimtestation
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]