rozenperk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·zen·perk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van roos en perk met het invoegsel -en- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rozenperk | rozenperken |
verkleinwoord | rozenperkje | rozenperkjes |
Zelfstandig naamwoord
het rozenperk o
- een duidelijk begrensd deel van een park of tuin waar rozen geplant staan
- De tuin is strikt symmetrisch aangelegd met leilinden langs de achtergevel, vierkante rozenperken, grindpaden en haagbeuken. Koetshuis en stal prijken aan weerskanten. Vanaf het achterbordes loopt een zichtlijn over de perken tussen de bomen door naar het water. Het grasveld in het midden heeft een ovale vorm. [2]
- ▸ Dat was lastig, want wat deed je als je er een tiental had gevangen en ze daarna ophielden met bijten? Je kunt wel zeggen dat we een beetje vals speelden, we voerden onze vangst aan de meeuwen of begroeven hem in de rozenperken als voeding.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord rozenperk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rozenperk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 6 september 2012
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be