royalist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·y·a·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | royalist | royalisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de royalist m
- (politiek) iemand die een aanhanger is van het koningshuis en de monarchie
- Staatsportretten waarop het zwaard te zien is, tonen vooral de schede. Van die schede ontbreekt echter elk spoor, wat de prijs doet dalen. De cataloguswaarde van de sabel werd op 3.000 tot 4.000 euro gezet, met schede zou de prijs gezet zijn op 25.000 tot 30.000 euro. Morgen vindt de publieke veiling plaats. Er wordt vooral interesse verwacht uit de hoek van royalisten. [2]
- Waarom heb je gehuild toen de koning stierf? Misschien had je niet alleen veel sympathie voor de man zelf, maar draag je ook het koningschap zelf een warm hart toe? Ben je zowaar een overtuigd royalist? Mag iemand macht erven en doorgeven? Doet de koning niet in het groot waar elke burger van droomt: de nalatenschap van zijn vader zo kundig mogelijk beheren en verdelen onder zijn kinderen? [3]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand die een aanhanger is van het koningshuis en de monarchie
Gangbaarheid
- Het woord royalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "royalist" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 02/mei/2017
- ↑ Volkskrant BERCHEM, 4 AUGUSTUS 1993 Leonard Nolens (1947)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be