roam
- Afkomstig van het Middelengelse woord romen.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
roam | roams |
roam
- omzwerving, (het) zwerven
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to roam |
he/she/it | roams |
verleden tijd | roamed |
voltooid deelwoord |
roamed |
onvoltooid deelwoord |
roaming |
gebiedende wijs | roam |
roam
- onovergankelijk dolen, dwalen, omzwerven, ronddolen, ronddwalen, zwerven
- «It was Jim's wish his ashes to be scattered to the sea to roam the South Pacific.»
- Het was Jims wens dat zijn as in de zee verstrooid werd om in de zuidelijke Stille Zuidzee rond te zwerven.
- «It was Jim's wish his ashes to be scattered to the sea to roam the South Pacific.»
- onovergankelijk rondreizen, rondtrekken, trekken [3]
- overgankelijk landlopen, rondzwalken
- roam about
- roam around
- to roam the world
door de werled zwerven / over de wereld zwerven