• rond·strui·nen

rondstruinen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondstruinen
struinde rond
rondgestruind
zwak -d volledig
  1. ergens onderzoekend rondlopen zonder op de gebaande wegen en paden te blijven
    • In Zellik zijn overal sporen te vinden van de illegalen die er ’s avonds en ’s nachts rondstruinen. Aan de rand van een veld ligt een jas, handschoenen, een schoen en andere kledingstukken. De spullen zijn achtergelaten door vluchtelingen die een vergeefse poging hebben gewaagd om in een vrachtwagen te klimmen.[2] 
    • Het vliegveld van de Nepalese hoofdstad Kathmandu is maandagmorgen kort dicht geweest, omdat een katachtig dier op de start- en landingsbaan rondstruinde. Een piloot zei dat het om een luipaard ging.[3] 
99 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf RUUD MIKKERS 30 jan. 2018 Wildwest langs E40
  3. de Telegraaf 03 apr. 2017 Luipaard jaagt toeristen schrik aan
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be