dolen
- do·len
- In de betekenis van ‘dwalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dolen |
doolde |
gedoold |
zwak -d | volledig |
dolen
- inergatief doelloos, richtingloos rondlopen, dwalen
- Het jonge gezin doolde dagenlang over straat.
- 's Nachts doolde hij rusteloos door het stille huis.
1. doelloos, richtingloos rondlopen
- Het woord dolen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dolen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "dolen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be