rimpel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rim·pel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plooi’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rimpel | rimpels |
verkleinwoord | rimpeltje | rimpeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de rimpel m
- een oppervlakkige vouw of golving, in het bijzonder van de menselijke huid
- Veel cosmetica worden gebruikt om rimpels te vermijden of te verdoezelen.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een oppervlakkige vouw of golving, in het bijzonder van de menselijke huid
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rimpelen |
rimpel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rimpelen
- Ik rimpel.
- gebiedende wijs van rimpelen
- Rimpel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rimpelen
- Rimpel je?
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord rimpel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rimpel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "rimpel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be