• ride

de ridem

  1. (alleen in vaste verbindingen) verder rijden, niet blijven parkeren
  • Op zichzelf is 'ride' geen Nederlands woord, maar het is deel van vaste verbindingen die wel tot het Nederlands behoren. Het komt ook voor in samenstellingen als freeride en joyriding die als geheel zijn ontleend.
42 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


vervoeging
onbepaalde wijs to  ride 
he/she/it  rides 
verleden tijd  rode 
voltooid
deelwoord
 ridden 
onvoltooid
deelwoord
 riding 
gebiedende wijs  ride 

ride

  1. overgankelijk berijden, rijden op
  2. onovergankelijk een rit maken, rijden
enkelvoud meervoud
ride rides

ride

  1. (meestal korte) rit, tocht [2]