• a·rru·ga
enkelvoud meervoud
arruga arrugas

arruga v

  1. rimpel (van de huid)
  2. kreukel, vouw, plooi
vervoeging van
arrugar

arruga

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van arrugar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van arrugar