pliegue
- plie·gue
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pliegue | pliegues |
pliegue m
vervoeging van |
---|
plegar |
pliegue
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van plegar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van plegar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van plegar
- pliegue in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española