Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rel·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord relmaker relmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

relmaker m

  1. iemand die een rel veroorzaakt
    • Ook werd beweerd dat 'zware straffen niet helpen'. Misschien is dat juist voor degene die wordt gestraft. Maar voor het slachtoffer zijn zware straffen wel degelijk effectief. In Engeland was dan ook groot enthousiasme voor de zware straffen die de relmakers kregen. [1] 
    • Misschien komt het doordat de Tweede Kamer en de Haagse redacteuren op reces zijn. Een doodse stilte daalt over het land. Ineens is er geen opschudding meer, de relmakers zijn met vakantie. [2] 
    • Maar mijn stem gaat naar Barack Obama en naar een toekomst waarin de Amerikaanse president in het buitenland wordt onthaald door menigten die hartelijk met Amerikaanse vlaggen zwaaien, niet door relmakers die die vlaggen in brand steken. Mijn stem gaat naar een Amerika dat de rest van de wereld opnieuw laat zeggen: „We zijn allen Amerikanen.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Het Parool 16 AUGUSTUS 2011 THEODOR HOLMAN HEODOR HOLMAN
  2. NRC Kees Sorgdrager 6 juli 2005 Journalistieke schijnwereld
  3. NRC Nathan Rodgers 4 november 2008 Europa, zeg weer: we zijn allen Amerikanen
  4.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be