reiskost
- reis·kost
- samenstelling van reis en kost [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reiskost | (reiskosten) * |
verkleinwoord | - | - |
de reiskost m
- (voeding) eten voor onderweg
- De reis van Londen was rampspoedig geweest: een hinkend paard, geen reiskost, regen en onweer. [2]
- (financieel), (verkeer) hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven
- Touroperator Thomas Cook vraagt een brandstoftoeslag van ongeveer 0,4 procent van de totale reiskost voor al geboekte pakketreizen met vertrek in juli (vlucht, transfer en hotel). [3]
- [1] proviand
- [2] reiskosten (meer gangbare vorm, zeker in Nederland)
- [2] reissom
- Het meervoud "reiskosten" heeft alleen dezelfde betekenis "hoeveelheid geld die je voor een reis moet uitgeven" en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "reiskost". Deze meervoudsvorm is standaardtaal; het enkelvoud wordt vooral in België wel gebruikt. [4]
- Het woord reiskost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Huizinga, J. (ed. L. Brummel)"Erasmiana" in: Verzamelde werken. Deel 6. Biografie. (1950) H.D. Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem; p. 76; geraadpleegd 2019-12-09
- ↑ Ringoot, I.Thomas Cook vraagt brandstoftoeslag voor pakketreizen in juli (16 mei 2012) op website Het Laatste Nieuws: hln.be; geraadpleegd 2019-12-09
- ↑ Weblink bron “Kost / kosten” op taaladvies.net