• re·flexief
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘wederkerend’ voor het eerst aangetroffen in 1846 [1]
  • afgeleid van reflexie met het achtervoegsel -ief [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen reflexief reflexiever reflexiefst
verbogen reflexieve reflexievere reflexiefste
partitief reflexiefs reflexievers -

reflexief

  1. (taalkunde) wederkerend
  2. reflexieve verba zijn wederkerende werkwoorden, reflexieve pronomen zijn wederkerende voornaamwoorden
    • Reflexive werkwoorden gebruiken reflexieve voornaamwoorden die terug verwijzen naar het onderwerp van de zin. 
  3. bespiegelend, beschouwend
67 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]