1 hoorn van een ram
2. slakkenhuisjes
3. sjofar
  • rams·hoorn
enkelvoud meervoud
naamwoord ramshoorn ramshoorns
(ramshoornen)
verkleinwoord ramshoorntje ramshoorntjes

de ramshoornm

  1. (zoötomie) hard uitsteeksel, dat gedraaid in een punt uitloopt, aan beide kanten van de kop van een mannetjesschaap
     De soupers aan het hof beginnen me behoorlijk de keel uit te hangen. Niet alleen omdat ze eindeloos duren, of omdat we ons moeten onderwerpen aan de laatste modes zoals bepoederde gezichten, martelend strakke, met edelstenen bezette kapsels als ramshoorns, zijden gewaden waarvan de mouwen zo krap zitten dat het bijna onmogelijk is om een lepel naar onze zorgvuldig gekleurde lippen te brengen... Nee, het ergst zijn de roddels, het kwaadaardige gegons van wespen die hun giftige angels maar al te graag in welke tere huid dan ook steken.[1]
  2. (dierkunde) slakken en slakkenhuisjes met een spiraalvorm die aan de hoorn van een ram doet denken
  3. (religie) (Jiddisch-Hebreeuws) sjofar, blaasinstrument vervaardigd uit de hoorn van mannetjesschaap, gebruikt in de joodse eredienst[2]

ramshoorn o

  1. (materiaalkunde) hoorn afkomstig van mannetjesschapen
74 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]
  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477
  2. Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be