réttur
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord réttr, dat van het Protogermaanse woord *rehtaz komt
réttur, m
- (juridisch) gerecht, gerechtshof, rechtbank
- (juridisch) bevoegdheid, recht
- (voeding) eten, gerecht
- (voeding) gang
- [3]: à la carte réttum (in de datief)
à-la-cartegerechten