Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·vo·ce·rend

Werkwoord

vervoeging van: provoceren
verbogen vorm: provocerende

provocerend

  1. onvoltooid deelwoord van provoceren


stellend vergrotend overtreffend
onverbogen provocerend provocerender provocerendst
verbogen provocerende provocerendere provocerendste
partitief provocerends provocerenders -

Bijvoeglijk naamwoord

provocerend

  1. de bedoeling hebbend om iemand te activeren
    • In 2002 begon Jensen zijn eigen televisieprogramma JENSEN! op Yorin, waar hij samen met de provocerende sidekick Jan Paparazzi bekende mensen en zelfs supersterren uit binnen- en buitenland het hemd van het lijf vroeg. [1] 
  2. een negatieve reactie oproepend
    • Ook benadrukt Gheiybe hoe slim hij is. Maar de man die naar eigen zeggen succesvol is in alles, speelt met vuur. Met één verkeerde klik op zijn telefoon kan hij iets essentieels verraden waardoor de politie hem toch nog te pakken krijgt. Maar voor nu neemt hij afscheid, aan het einde van zijn provocerende filmpje, met een kusgebaar. [2] 
    • De Partij van de Arbeid heeft talloze negatieve reacties gekregen op een provocerende foto die gisternacht op het Twitterkanaal van de partij was gezet. Op de foto poseert het Amsterdamse PvdA-raadslid Hendrik Jan Biemond samen met mensen uit de lhbti-gemeenschap in een gele boerka tijdens Pride Amsterdam. [3] 
  3. seksueel prikkelend
    • de vrouw ging provocerend gekleed. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen