• pro·mes·se
  • Leenwoord uit Frans promesse ‘belofte’.[1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord promesse promessen
promesses
verkleinwoord

de promessev

  1. (financieel) handelspapier waarop staat dat de ondertekenaar een bepaald bedrag zal betalen aan een bepaald genoemd persoon of aan de toonder van het papier
66 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[3]