privatiseren
- pri·va·ti·se·ren
- afgeleid van het Franse privatiser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
privatiseren |
privatiseerde |
geprivatiseerd |
zwak -d | volledig |
privatiseren
- overgankelijk omvormen van staatsbedrijven, overheidsdiensten tot particuliere, private bedrijven
- Het land privatiseert zelfs de gevangenissen.
- het privatiseren beperkt zich nogal eens tot de gemaakte winsten, de verliezen komen bij de belastingbetaler terecht
1. omvormen van staatsbedrijven, overheidsdiensten tot particuliere, private bedrijven
- Het woord privatiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "privatiseren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be