Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·va·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
privatiseren
privatiseerde
geprivatiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

privatiseren

  1. overgankelijk omvormen van staatsbedrijven, overheidsdiensten tot particuliere, private bedrijven
    • Het land privatiseert zelfs de gevangenissen. 
    • het privatiseren beperkt zich nogal eens tot de gemaakte winsten, de verliezen komen bij de belastingbetaler terecht 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen