• prins·heer·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen prinsheerlijk prinsheerlijker prinsheerlijkst
verbogen prinsheerlijke prinsheerlijkere prinsheerlijkste
partitief prinsheerlijks prinsheerlijkers -

prinsheerlijk

  1. (schertsend) heel prettig en comfortabel
     Pas toen er zondag een foto opdook van de pinguïn merkte het Sea Life Park dat een van hun bewoners miste. Op de foto is te zien dat de pinguïn -ogenschijnlijk- prinsheerlijk een baantje zwemt in een baai bij Tokio. Hier nog wat beelden van de pinguïn.[2]
     Heracles voelde zich prinsheerlijk en was op zoek naar een grotere score, maar die tocht werd gestaakt nadat Lerin Duarte zijn tweede gele kaart had ontvangen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Voortvluchtige pinguïn al drie dagen spoorloos” (7 maart 2012), NOS
  3.   Weblink bron “Ruime zege Heracles op Excelsior” (28 januari 2012), NOS