• pre·sup·po·si·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord presuppositie presupposities
verkleinwoord - -

de presuppositiev

  1. iets dat men vooraf als mogelijk of vaststaand aanneemt, een vooronderstelling
  2. (wiskunde) een aan een propositie verbonden impliciete aanname of een hiermee verband houdend vaststaand objectief feit (axioma)