aanname
- aan·na·me
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanname | aannamen, aannames |
verkleinwoord | aannametje | aannametjes |
- een veronderstelling
- De aanname bleek onjuist te zijn.
- ▸ Nu moest hij constateren dat die aanname onjuist was geweest.[2]
- het aannemen
- [1] uitgangspunt
- [2] balaanname
- [2] aannamebeleid, aannamestop
1.
- Het woord aanname staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanname" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Ons soort mensen” (2016), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026334672
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be