prauw
- prauw
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in 1596 [1]
- Ontstaan uit parahoe, vgl. Indonesisch perahu
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prauw | prauwen |
verkleinwoord | prauwtje | prauwtjes |
- een soort kano
- Hij voer met zijn prauw over de rivier.
1. een soort kano
- Het woord prauw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prauw" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "prauw" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be