parahoe
- pa·ra·hoe
- Vergelijk het Indonesische perahu (boot).
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parahoe | parahoes |
verkleinwoord | parahoetje | parahoetjes |
- (verouderd) een woord voor een eenvoudige schuit vervaardigd van een uitgeholde boomstam in het eertijdse Nederlands-Indië
- Zelfs de eerste Parahoe of Canoa, waarmede zij dezen of genen visch vangen, daarvan moeten de geesten een klein feestje hebben, alzoo die parahoe anders nooit behouden varen zou.[1]
1. een woord voor een eenvoudige schuit vervaardigd van een uitgeholde boomstam in het eertijdse Nederlands-Indië
- Het woord 'parahoe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Visvangst op Ceram blz 40
Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statistiek, Volumes 19-20
Baron Batholomeus Willem Anne Elisa Sloet tot Oldhuis
Uitegegeven te Zwolle, W.E.J. Tjeenk Willink. 1860