praatziek
- praat·ziek
- samenstelling van praat ww en ziek zn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | praatziek | praatzieker | praatziekst |
verbogen | praatzieke | praatziekere | praatziekste |
partitief | praatzieks | praatziekers | - |
praatziek [1]
- (schertsend) iemand die te veel kletst, plaats waar teveel gekletst wordt
- Ondanks alle verhalen en verbaasde blikken, van productiemeisjes die elkaar onopvallend met hun ellebogen aantikten, hield Ineke haar hoofd recht. ,,Ze houdt gewoon van die man’’, zegt een ingewijde, die zelf echter ook twijfelt of ze Humberto opnieuw de openlijke vernedering kan vergeven die haar eerder ten deel viel. Maar dit weekend steunde ze hem, in het hol van de leeuw: in het praatzieke Hilversum.[2]
- Ook Stephen Fry, die de uitreiking van de Bafta’s presenteerde, bleek geen vriend van Trump. De acteur, komiek, schrijver en presentator steunde Meryl Streep, die bij de uitreiking van de Golden Globes uithaalde naar de Amerikaanse president. “Ze is een van de beste actrices ooit. Alleen een praatzieke idioot zou daar anders over denken.”[3]
1.
- Het woord praatziek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "praatziek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 06 apr. 2017
- ↑ de Telegraaf 13 feb. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be