Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pou·let
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord poulet poulets
verkleinwoord pouletje pouletjes

Zelfstandig naamwoord

de pouletv / m

  1. (kookkunst) in stukjes gesneden vlees (van kip of andere dieren)
    • Vraag de slager om het vlees in flinke dobbelstenen te snijden, dus grotere stukken dan voor poulet of soepvlees. [2]
  2. (voeding) gerecht bereid uit een kip
    • De consument wil vandaag de dag liever vijf keer een lichte maaltijd. De bereiding mag niet te lang duren. Een tartaartje, bieflap of slavink wordt dan ook steeds populairder. Produkten die langer dan 10 minuten in de pan moeten zoals een poulet of klapstuk verliezen daarom steeds vaker terrein. De karbonade en rollade gaan ook zware tijden tegemoet. [3]
  3. (spreektaal) schatje
  4. (spreektaal) politieagent, smeris
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

poulet m

  1. (hoendervogels) kip, piepkuiken
  2. (spreektaal) kippetje, dotje, liefje [2]
  3. (spreektaal) juut, smeris
    «Je tiens pas à voir rappliquer les poulets
    Ik stel er geen prijs op de smerisssen terug te zien komen. [2]
  4. (spreektaal) epistel, (liefdes)brief [2]

Verwijzingen