• po·ten·ti·eel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen potentieel potentiëler potentieelst
verbogen potentiële potentiëlere potentieelste
partitief potentieels potentiëlers -

potentieel [1]

  1. mogelijk.
    • Een potentiële aanslag op de verkozen president vóór zijn inauguratie kan aanleiding geven tot constitutionele onduidelijkheden. 
enkelvoud meervoud
naamwoord potentieel potentiëlen
verkleinwoord potentieeltje potentieeltjes

het potentieelo

  1. een aanwezig vermogen dat nog op ontwikkeling wacht
    • Die regio heeft groot economisch potentieel. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]