• po·hled

pohled monbezield

  1. blik
    «Měl pronikavý pohled
    Hij had een doordringende blik.
  2. aanblik
    «Pohled na město stál za to.»
    De aanblik op de stad was het waard.
  3. (figuurlijk) blik; perspectief
    «Nesouhlasila s jeho pohledem na věc.»
    Ze was het niet eens met zijn blik op de zaak.
  4. ansichtkaart
    «Přišel mi od ní pěkný pohled z dovolené.»
    Er kwam van haar een mooie ansichtkaart van vakantie voor mij.
  1. zrak monbezield
  2. podívaná v
  3. názor monbezield, postoj monbezield, stanovisko o, úhel pohledu monbezield, hledisko o
  4. pohlednice v, dopisnice v
  • dostat pohled – een ansichtkaart krijgen
  • pronikavý pohled monbezield – een doordringende blik
  • první pohled monbezield – een eerste blik
  • láska na první pohled – liefde op het eerste gezicht