pluriform
- plu·ri·form
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘veelvormig’ voor het eerst aangetroffen in 1954 [1]
- afgeleid van het Latijnse forma met het voorvoegsel pluri- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pluriform | pluriformer | pluriformst |
verbogen | pluriforme | pluriformere | pluriformste |
partitief | pluriforms | pluriformers | - |
pluriform
- meerdere betekenissen of eigenschappen dragend
- waarbinnen meer dan één zienswijze of levensbeschouwing verenigd wordt
- Met de komst van de immigranten is dit een veel pluriformere samenleving geworden.
- Het woord pluriform staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pluriform" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "pluriform" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pluriform op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
pluriform | more pluriform | most pluriform |
pluriform