Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plom·be
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plombe plombes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de plombev / m

  1. gestempeld stukje lood dat door vaste verbinding met een draadje officieel bewijst dat het verbonden voorwerp een bepaalde status heeft
    • De zakken met gesorteerde pootaardappelen, die na een laatste keuring worden voorzien van het zo belangrijke controleloodje, de plombe van de NAK, worden geëxporteerd naar alle landen van Europa, het Midden Oosten en zelfs naar Brazilië. [3]
  2. (medisch) vulling van een gat in tand of kies
    • Een door cariës ontstaan defect kan wel met een vulling (plombe) worden verholpen, maar de tand blijft verder blootgesteld aan de schadelijke invloed van cariës. [4]
  3. (medisch) opvulling die bij bepaalde operaties in het lichaam wordt ingebracht
    • Op de plek van het netvliesscheurtje plaatst de netvlieschirurg vervolgens onder het bandje een extra stukje siliconen (plombe). De plombe drukt het scheurtje van buitenaf dicht. [5]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] onder plombe
    verzegeld, in verzegelde bewaring

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

plombe v

  1. (spreektaal) uur
    «Ça fait trois plombes que je t’attends.»
    Ik wacht al drie uur op je. [1]
  2. plombe, loodje
Overerving en ontlening

Verwijzingen