plomberen
- plom·be·ren
- uit het Frans [1]
plomberen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plomberen |
plombeerde |
geplombeerd |
zwak -d | volledig |
- (medisch) gaatjes in tanden en kiezen vullen met amalgaam door de tandarts
- Gisteren moest Beresford deemoedig schuld bekennen. Ja, inderdaad, hij werkte nog elke zaterdagochtend als tandarts. Maar dat deed hij alleen om zijn techniek een beetje bij te houden. Hij verdiende met dat boren en plomberen geen cent. [3]
- (figuurlijk) vullen van gaten in het algemeen
- Elke dag geven de ministeries persberichten uit over verbeteringen waaraan zij werken. De meest in het oog springende activiteiten zijn de schoonmaak in stad en land en de reparaties aan verwaarloosde straten en wegen. De president in hoogst eigen persoon klom in de cabine van een asfalteermachine. Intussen was een ploeg al dagen bezig om werkelijk gevaarlijke kuilen te plomberen. [4]
- Ik reisde met hen even terug in de tijd, naar die stoffige jaren vijftig toen pijn nog heel gewoon was. Vullen heette nog plomberen, een woord dat klonk naar gloeiend lood. De wachtkamer puilde altijd uit met bleke mensen die keken alsof ze hun eigen begrafenis tegemoet gingen. [5]
- (schaak) een schaakstuk van de tegenstander vastzetten
- Het woord plomberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plomberen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ plomberen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Dick Wittenberg 1 november 1994 De Britse moralisten maken nu zelf ook vuile handen
- ↑ NRC Leo Morpurgo 24 oktober 1996 Suriname werkt al aan volgende '100 dagenplan'
- ↑ NRC Frits Abrahams 25 juni 2003 Tandarts
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be